Hebben ‘post-truth’, ‘alternative facts’ en andere uitwassen van het Trumpoceen intellectuele wortels in het ‘postmoderne’ denken dat een kwart eeuw geleden modieus was? Zo ja, dan moeten intellectuelen misschien wat beter uitkijken met wat ze op de wereld loslaten.
De ‘alternatieve feiten’ waar de pr-mensen van de regering-Trump deze dagen zo graag mee uitpakken, van ‘de meest bijgewoonde inauguratie ooit’ tot het verzonnen ‘bloedbad van Bowling Green’, gaan vooral over politiek. Maar ook de wetenschap krijgt er geregeld een salvo van te verwerken, van klimaatontkenning tot antivaccinatie-ophitsing. Wetenschappers in de VS zetten zich al schrap voor het moment dat een politiek benoemd commissaris hun komt dicteren hoe de conclusies van hun onderzoek voortaan moeten luiden.
Het roept herinneringen op aan een kwarteeuw geleden, toen ik met wetenschapsjournalistiek begon. Rond die tijd begon het tot wetenschappers door te dringen wat hun academische collega’s van enkele gebouwen verderop, een groep wetenschapsfilosofen (gelukkig maar een deel van hen, maar wel een luidruchtig deel), de jaren voordien zoal bedacht hadden.
Geamuseerd hoofdschudden was de reactie van de meeste wetenschappers, want de conclusie aan de overkant luidde dat de wetenschap er hoegenaamd geen aanspraak op kon maken dat ze objectieve of feitelijke kennis over de wereld aan het licht bracht. Nee, wetenschappers vertelden slechts verhalen, die niet meer waard waren dan verhalen van andere mensen (en eigenlijk minder, als het verhalen waren die pasten in de imperialistische onderdrukkings-logica van de machthebbers).
De filosoof Paul Feyerabend bijvoorbeeld had gesteld dat de wetenschap geen geprivilegieerde status verdiende, dat wetenschappelijke conclusies niet meer waard waren dan die van religies, ideologieën of mythologie. Of ze waren minder waard – Sandra Harding noemde de fysica van Isaac Newton ‘een verkrachtingshandboek’.
Trouwens, zo stelden anderen, het was hopeloos naïef van wetenschappers om te denken dat ze feiten of waarheden aan het licht konden brengen, want er bestond helemaal niet zoiets als een objectief feit. Alles was ‘sociale constructie’, en het verhaal van de ene was niet meer waard dan het verhaal van de andere. Hoe kinderlijk naïef van wetenschappers te denken dat ze een ‘wereld’ onderzochten, een ‘wereld’ die onafhankelijk van hun eigen sociale discours zou bestaan.
Het paste allemaal in het ruime kader van het ‘postmodernisme’ in de filosofie, een beweging die al enkele decennia aan de gang was, en waarvan de impact zich nu ook in de wetenschap liet voelen. Tot verbazing van wetenschappers. Die konden er best nog wel inkomen dat er geen objectieve feiten bestonden als het ging om literaire kritiek of ideologische discussies, maar als je meende daarom ook het bestaan van atomen of van de zwaartekracht in twijfel te moeten trekken, dan ging je uit de bocht, volgens de meeste wetenschappers.
Marginaal was het allerminst. Ik herinner me nog dat in het Franstalige landsgedeelte werd voorgesteld in de eindtermen of leerplannen van het wetenschapsonderwijs in het middelbaar op te nemen dat er geen objectieve feiten bestonden en dat de wetenschap die dus niet aan het licht kon brengen (dat ging niet over de eindtermen filosofie of levensbeschouwing, als mijn geheugen me niet bedriegt, maar wel degelijk over die voor wetenschap).
Merkwaardig, vanuit een hedendaags perspectief, is dat dit in die tijd allemaal voor ‘links’ doorging. Wie met feiten kwam aandraven, werd voor rechts en reactionair gehouden. Het juiste linkse antwoord daarop was te ontkennen dat er feiten bestonden (althans in een academisch milieu, tot het niveau van het dagelijkse politieke debat waren deze diepzinnige inzichten toen nog niet doorgedrongen).
De postmoderne kijk op de wetenschap werd, althans in de ogen van wetenschappers, onherstelbaar de grond in geboord door een grap die de fysicus Alan Sokal uithaalde: hij stuurde een artikel vol doorzichtige nonsens (hilarisch grappige nonsens zelfs voor wie wat van fysica kende), getiteld ‘Transgressing the Boundaries: Towards a Transformative Hermeneutics of Quantum Gravity’ op naar het trendy ‘vakblad’ Social Text. In het artikel gaf hij zogezegd een modieus-postmoderne kijk op de fysica, maar elke eerstejaars-student fysica kon zien dat het een parodie was.
Tot Sokals verrukking werd het werkstuk in 1996 ook echt door Social Text gepubliceerd – wat betekende dat de redactie niet de moeite had genomen het te laten nalezen door iemand die ook maar iets van fysica afwist. Misschien had het geholpen dat Sokal zijn artikel ook royaal had overgoten met een links-ideologische saus, waarvan hij wist dat ze bij het blad in de smaak zou vallen. Sokal had dat overigens helemaal niet hoeven faken, want hij was écht links, met een onberispelijke linkse voorgeschiedenis (hij was als vrijwilliger naar het Sandinistische Nicaragua getrokken). Maar hij was van mening dat links het debat moest voeren op basis van feiten – de feiten overlaten aan de tegenstander was zijn eigen graf graven, vond hij. Maar hij voelde zich als vertegenwoordiger van ‘feitelijk links’ een roepende in de woestijn. Hoe ironisch kan de geschiedenis zijn.
Het bovenstaande, laat dat duidelijk zijn, is een subjectieve, gekleurde persoonlijke herinnering. Geen wetenschap, maar wel degelijk een persoonlijk verhaal – gedeeltelijk gebaseerd op een lang gesprek dat ik in die tijd had met Alan Sokal, maar ook op mijn eigen aanvoelen.
Misschien moet iemand anders het maar eens overdoen op een meer rigoureuze manier, mét de nodige referenties, en uitzoeken wie precies wat heeft beweerd in die dagen. En uitpluizen of het feiten-verwerpende academisch denken uit die tijd misschien heeft bijgedragen tot de feiten-verwerpende politiek van vandaag.
Enkele auteurs hebben daar de voorbij weken al aanzetten toe gegeven: Mark Elchardus in De Morgen, Tinneke Beeckman en Luuk van Middelaar in De Standaard. Zij verwijzen naar Jacques Derrida, Michel Foucault, en anderen.
Als het klopt dat het antifeitendiscours van de jaren zeventig tot negentig (ruwweg) inderdaad een bijdrage (hoe klein ook) heeft geleverd aan wat we vandaag meemaken, dan doet het me denken aan een waarschuwing van de filosoof Daniel Dennett. Die heeft ooit gewaarschuwd dat er uit universiteiten niet alleen gevaarlijk afval van de chemische, biologische of radioactieve soort kan ontsnappen, maar ook gevaarlijk intellectueel afval: onzinnige ideeën die, eenmaal ontsnapt, in de buitenwereld een eigen leven gaan leiden, met mogelijk gevaarlijke consequenties.
Ik heb me die bedenking ook gemaakt … misschien beïnvloedt door een column in die zin die je ooit in De Standaard schreef.
Langs de andere kant, het lijkt me toch ietofwat speculatief om de schuld aan de (wetenschaps)filosofen te geven – misschien is het maar maar kan het ook aangetoond worden?
Want misschien is het een onderliggende strekking, waarin ook postmoderne filosofen zoals Lyotard, de aanhangers van het multiculturalisme of zelfs sommige taalfilosofen dezelfde zonden begingen. Of waarom beperkt blijven tot filosofie? In economie heb je ook marketing and feelgood goeroes die aan alles een “positive spin” willen geven. Het gedrag van Trump als CEO werd (en wordt?) in sommige economische middens opgehemeld als iemand die “ervoor gaat” en “weet wat hij wil”. Allemaal zaken die een verklaring kunnen zijn net zoals de wetenschapsfilosofen, of die misschien een uiting zijn van een bredere tendens in onze maatschappij.
Of misschien niet. Thomas More hekelde ook al de rechters en juristen (Engelse waarschijnlijk) die van waarheid tegengestelde opinies maken. Dus misschien is het allemaal zo nieuw niet …