Het is een sciencefiction- cliché zo oud als de straat: de extreem intelligente, cerebrale toekomstmens met een reuzengroot hoofd – soms zelfs met uitpuilende hersenen – en een wegkwijnend lichaam. In werkelijkheid is er nochtans niet de minste aanwijzing dat we die richting uitgaan.
Niemand weet in welke richting de evolutie ons momenteel stuurt: slimmer, dommer of geen van beide. Een van de weinige dingen die wel zijn aangetoond, is dat mensen in streken waar melkvee wordt gehouden de voorbije millennia beter in staat zijn geworden melk te verteren. Maar dat biedt natuurlijk teleurstellend weinig sciencefictionperspectieven.
Het is trouwens een groot misverstand te denken dat de evolutie altijd en onafwendbaar in de richting van toenemende intelligentie zou gaan. Dat doet ze alleen in specifieke omstandigheden, als intelligentie zodanig helpt om meer kinderen te krijgen en die te laten overleven dat het opweegt tegen de biologische kosten van het doen groeien en onderhouden van een ingewikkeld, zwaar en energieverslindend orgaan als onze grote hersenen. Er zijn gevallen bekend van diersoorten die in de loop van de evolutie steeds kleinere hersenen hebben gekregen, en vermoedelijk ook dommer zijn geworden.
Maar nu is er een voorbeeld gevonden van dieren die slimmer aan het worden zijn. Tenminste, als we de bioloog Anders Møller van de Université Paris-Sud XI mogen geloven. De dieren in kwestie zijn vogels. En de reden waarom ze volgens Møller slimmer worden, is de relatief recente verschijning van een nieuwe vijand in hun omgeving: de auto.
Bij aanrijdingen met auto’s sterven naar schatting 250 miljoen vogels per jaar, genoeg om een aanzienlijke ‘natuurlijke’ selectie teweeg te brengen. Biologen hebben ook al vastgesteld dat vogels tegenwoordig de snelheid van naderende auto’s kunnen inschatten, en ook in welke richting ze rijden, en dus van welke kant het gevaar komt. Volgens Møller valt te verwachten dat de slimmere exemplaren daar beter in zijn, en dat vooral de dommere vogels worden aangereden.
Slim bedacht, maar hoe test je zo’n hypothese? Daarvoor werkte Møller, die zijn resultaten in het vakblad Royal Society Open Science publiceerde, samen met Johannes Erritzøe. De Deense taxidermist en ornitholoog heeft van de vele duizenden vogels die hij in zijn 57-jarige carrière heeft opgezet, precies bijgehouden waaraan ze zijn gestorven en hoeveel de verschillende organen van de dode dieren wogen. En wat blijkt? Bij de vogels die in het verkeer zijn verongelukt, zijn er opvallend veel met kleine hersenen in verhouding tot de grootte van hun lichaam. Bij de vogels met verhoudingsgewijs de grootste hersenen in Erritzøes gegevensbestand blijkt dood door aanrijding zeer zeldzaam.
Wie weet komen die reuzenhersenen van de sciencefiction er dus toch nog. Alleen niet bij mensen. Tijd voor een remake van Hitchcocks ‘The Birds’.
Deze column is op 13 mei 2017 verschenen in De Tijd.