Mensen dromen veel vaker dan tot nu toe gedacht werd, en veel vaker dan ze zich herinneren. Dat blijkt uit hersenmetingen van een team onder leiding van Francesca Siclari van de universiteit van Wisconsin-Madison, gerapporteerd in het vakblad Nature Neuroscience.
Vaak wordt gedacht dat mensen vooral of bijna alleen dromen tijdens de zogeheten REM-slaap ( ‘rapid eye movement’), de slaapfase waarin de ogen van de slaper snel heen en weer bewegen (met gesloten ogen). Maar ook tijdens de niet-REM-slaap wordt er volop gedroomd, volgens de nieuwe bevindingen.
De enige manier om zeker te weten of iemand op een bepaald moment aan het dromen is, is nog steeds de slaper wakker maken en vragen of hij aan het dromen was. Maar de onderzoekers vonden een methode die bijna even goed was, en waarvoor ze de slaper niet hoefden lastig te vallen. Tijdens de slaap gaat de elektrische hersenactiviteit in langzame golven op en af. Als we dromen worden in een bepaald gebied aan de achterkant van de hersenen die langzame golven minder sterk, stelden de hersenwetenschappers vast.
Op basis van de meting van langzame golven in het bewuste gebied, konden de onderzoekers met 91 procent succes voorspellen of een proefpersoon al of niet aan het dromen was (wat ze controleerden door hun proefpersonen wakker te maken en het te vragen).
Tijdens de REM-slaap droomden de proefpersonen 95 procent van de tijd, tijdens de niet-REM-slaap 71 procent van de tijd. Alles bij elkaar zijn we dus het grootste deel van de nacht aan het dromen, maar we herinneren ons daar bijna niets van.
Dit bericht is op 27 mei 2017 verschenen in Het Laatste Nieuws. (Sorry niet online raadpleegbaar)