Een lichte vorm van autismespectrumstoornis wordt soms ‘Asperger’ genoemd. Maar aan die naam blijkt nu een erg duister verleden vast te hangen. Een column.
Het valt te verwachten dat het ‘syndroom van Asperger’ (een milde vorm van autismespectrumstoornis) binnenkort uit de medische handboeken geschrapt zal worden. Of toch in elk geval de naam ervan.
Hans Asperger, de Oostenrijkse kinderarts naar wie het syndroom is vernoemd, blijkt namelijk een nazi-sympathisant te zijn geweest, die actief meewerkte aan programma’s om gehandicapte kinderen te vermoorden.
Asperger, die mogelijk zelf aan ‘zijn’ syndroom leed, was de eerste die het woord ‘autisme’ in de moderne betekenis gebruikte. Hij gaf een goede beschrijving van een milde vorm ervan, waarbij kinderen typisch beperkte sociale vaardigheden hadden, intense maar nauwe interesses en repetitief gedrag, maar wél taalvaardig waren en een gemiddelde of hoge intelligentie hadden. ‘Kleine professors’ noemde Asperger sommige kinderen met het later naar hem vernoemde syndroom, die eindeloos konden doordrammen over hun favoriete onderwerp, zich niet bewust van het gebrek aan interesse bij hun toehoorders.
Lange tijd stond Asperger te boek als held en redder van kinderlevens ten tijde van het nazi-programma ‘Aktion T4’ om gehandicapte kinderen uit te roeien. Kinderen met ‘zijn’ syndroom, die duidelijk beperkingen hadden, nam hij in bescherming door te wijzen op hun intelligentie.
Maar dat blijkt nu maar een klein deeltje van het verhaal te zijn geweest. Kinderen die hij niet intelligent genoeg vond, verwees hij zonder pardon door naar het Am Spiegelgrund-ziekenhuis in Wenen, waar de minderwaardig geachte kinderen vermoord werden, sommige met een dodelijke injectie, andere door ze te laten verhongeren.
Dat is dit jaar aan het licht gebracht door de historici Herwig Czech in een wetenschappelijk artikel en Edith Sheffer in een boek.
Het lijkt erop dat Asperger het nazi-doel steunde om ‘minderwaardige’ kinderen te elimineren, om een gezonder en homogener Volk te creëren. Psychiaters en kinderartsen hadden daarin de taak om te triëren, om te bepalen welke kinderen het waard waren om te blijven leven en welke niet – een taak die Asperger ter harte nam, getuige door hem ondertekende rapporten waarin kinderen naar Am Spiegelgrund werden verwezen.
Na de oorlog had Hans Asperger nog een lange en succesvolle carrière, onder andere als professor aan de universiteit van Wenen. Hij overleed in 1980.
In de medische wereld was de term ‘syndroom van Asperger’ al een tijdje op de terugweg. Hij komt al niet meer voor in de recentste editie van het zeer invloedrijke Amerikaanse psychiatrische handboek DSM-5. De bekende Britse autisme-onderzoeker Simon Baron-Cohen heeft nu opgeroepen de term maar meteen helemaal te schrappen.
Maar onder mensen met de stoornis was ‘Asperger’ de voorbije jaren een soort geuzennaam geworden. Ze beschouwen zichzelf niet als mensen met een ziekte of afwijking, maar met een ‘cognitieve stijl’ die verschilt van die van de ‘neurotypische’ meerderheid, en ze vragen respect voor hun stijl. Sommigen noemen zichzelf ‘aspies’. Ze zullen nu moeten beslissen of ze nog met die naam verder willen.
Deze column is op 18 augustus 2018 verschenen in De Tijd.