Is de grootte van Godzilla de sleutel tot de tijdgeest? Hoe banger we collectief zijn, hoe reusachtiger de monsters. Een column.
Het is een verleiding waar moeilijk aan te weerstaan valt: betekenis zien in gelijkenissen tussen grafieken. Zeker als een van die grafieken over iets belangrijks gaat en de tweede op een of andere manier tot de verbeelding spreekt. Zo is er bijvoorbeeld de klassieker in het genre: de correlatie tussen de aandelenkoersen en de lengte van damesrokken (een theorie die al in 1926 voor het eerst gepubliceerd werd, door de Amerikaanse econoom George W. Taylor). In goede beurstijden zouden de rokken korter worden, als de koersen kelderen, gaan ook de zomen van de rokken weer omlaag.
Nathaniel Dominy en Ryan Calsbeek, respectievelijk een antropoloog en een bioloog van het Dartmouth College in de VS, hebben nu een nieuw gelijksoortig verband opgemerkt: tussen het niveau van culturele angst of bezorgdheid in de maatschappij, en de afmeting van het filmmonster Godzilla.
Godzilla is een soort gemuteerd dinosaurus-achtig monster dat uit de zee oprijst en steden vernielt. Van oorsprong Japans, is het beest de jongste jaren ook af en toe in Amerikaanse films te zien. De meest recente Godzilla-film, Godzilla: King of the Monsters, die momenteel in de zalen speelt, is al de vijfendertigste van de reeks. De eerste dateert uit 1954.
Behalve dat hij mensen vertrappelt en gebouwen omverduwt, gaat Godzilla in sommige van de films ook de confrontatie aan (of werkt samen) met King Kong, driekoppige draken en ander ongedierte.
Er heeft altijd al een soort zedenles vastgehangen aan de monsterpret van de Godzilla-films: het opduiken van het monster is steeds een gevolg van menselijke dwaasheid of overmoed. De allereerste Godzilla uit 1954 was al het resultaat van Amerikaanse atoomproeven in de Stille Oceaan.
Dominy en Calsbeek merken nu op, in een commentaarstuk in het vakblad Science, dat Godzilla steeds maar groter wordt. In 1954 was het monster nog maar een vrij bescheiden vijftig meter hoog. Begin jaren negentig was hij al dubbel zo groot geworden, en in de meest recente versie meet hij al honderdtwintig meter.
In de tweede helft van de jaren negentig kende Godzilla echter een moment van zwakte, dat hem tegen de eeuwwisseling weer deed krimpen tot vijftig meter. Daarna zette hij snel weer uit tot honderd meter en meer.
De onderzoekers zien een parallel met de tijdgeest: Godzilla groeit tijdens de Koude Oorlog. Hij krimpt na de Val van de Muur en tijdens de Dotcom-boom. En hij groeit weer na nine eleven en in de huidige onzekere tijden. Hoe ongeruster we zijn, hoe groter Godzilla. Meer wiskundig exact zien de auteurs een sterke correlatie tussen de groeicurve van Godzilla en die van de Amerikaanse militaire uitgaven.
Helemaal overtuigend is het allemaal nog niet. Waarom is het monster in de jaren vijftig, op het hoogtepunt van de atoomangst van de Koude Oorlog, op zijn kleinst? Waarom is er niets interessants te zien in de Godzilla-curve in de jaren zestig?
Als Godzilla nu maar eens een rokje droeg, misschien zou het dan allemaal veel duidelijker worden.
Deze column is op 20 juli 2019 verschenen in De Tijd.