De volgende race naar de maan zou wel eens een land grab kunnen worden, een race om zich als eerste de beste percelen maan toe te eigenen. Een column.
De herdenkingen van een halve eeuw maanlanding hebben we veilig achter ons gelaten. Nu exact vijftig jaar geleden waren de drie astronauten van Apollo 11 goed en wel opnieuw gewend aan de aarde, en bezig aan een reeks ontvangsten door hoogwaardigheidsbekleders, publieke verschijningen, ticker tape parades, tv-optredens en bezoeken aan steden, eerst in de VS, daarna in de rest van de wereld – voor hun verplaatsingen kregen ze zelfs het presidentiële vliegtuig ter beschikking.
Het is een goed moment om eens vooruit te blikken naar de vólgende vijftig jaar maanexpedities.
En deze keer wil ik het niet hebben over de technische kant van de zaak (hoe we naar de maan zullen vliegen), en ook niet over de politieke kant (of er politieke steun is voor maanreizen, en of er een nieuwe prestige-maanrace komt, deze keer tussen de VS en China), en ook niet over de wetenschappelijke of commerciële kant (wat we op de maan gaan doen en of Elon Musk iedereen de loef afsteekt).
Wél over een vraag die onvermijdelijk gaat opduiken wanneer steeds meer landen en bedrijven activiteiten op de maan gaan ontplooien: van wie is de maan? Dat lijkt op het eerste gezicht een academische juridische kwestie, maar het zou de komende vijftig jaar wel eens een veel prangender vraag kunnen worden.
In theorie wordt het eigendomsrecht over de maan geregeld door een VN-verdrag, het ‘ruimteverdrag’ of Outer Space Treaty uit 1967.
Het ruimteverdrag verbiedt landen om de souvereiniteit op te eisen over de maan of stukken van de maan.
Maar zoals de voorbije jaren meermaals gebleken is, zijn de Verenigde Staten bereid om elk verdrag met een tweet en een pennentrek aan de kant te schuiven als hun dat zo uitkomt. De dag dat er grof geld te verdienen valt op de maan, zou het ruimteverdrag hetzelfde lot beschoren kunnen zijn.
En zelfs als dat niet gebeurt, dreigt er op de maan een land grab. Want hoewel het ruimteverdrag duidelijk lijkt te stellen dat niemand zich een stuk maan mag toe-eigenen, houdt het toch ook een sluipweggetje in. Als een bepaald land of organisatie eenmaal ergens geland is op de maan, dan moeten alle anderen vermijden om die site of het ruimtetuig te verstoren. Niemand, behalve de Amerikanen zelf, mag bijvoorbeeld de historische landingsplaats van Apollo 11 overhoop gaan halen.
Maar dat betekent ook dat wie als eerste ergens landt en er bijvoorbeeld aan mijnbouw begint te doen, kan eisen dat alle concurrenten er uit de buurt blijven.
En dat creëert een probleem, want niet alle stukjes maan zijn evenwaardig. Er is in feite een heel klein aantal ‘top-percelen’ op de maan. Bijvoorbeeld plaatsen die eeuwig zonlicht hebben (nuttig voor energie) en tegelijk vlakbij water (dat op de maan heel zeldzaam is, maar toch hier en daar voorkomt in de vorm van ijs onder of op de grond). Zo zijn er wellicht maar een tiental plekken op de hele maan.
Als er een nieuwe race komt naar de maan, zou die dus wel eens over meer dan prestige kunnen gaan. Het wordt een wedstrijd om als eerste de beste plaatsen te bezetten.
Deze column is op 7 september 2019 verschenen in De Tijd.