Weg met zevenennegentig en tweeënveertig en vergelijkbare onzin! Een column.
Het Nederlands deugt niet om te tellen of te rekenen. Dat heeft de Zandrekenaar altijd al gevonden, en het wordt nu bevestigd door een heuse wetenschappelijke studie. Het probleem zijn onze telwoorden, die niet berekend zijn op hun taak. Ondoeltreffende telwoorden zadelen onze kinderen op met een achterstand in wiskunde – en ze doen ook nog menige volwassene struikelen over berekeningen die eigenlijk doodsimpel horen te zijn.
Deze column heeft een bijzondere belangstelling voor tellen, en voor de woorden die we daarvoor gebruiken. De naam ‘De Zandrekenaar’ is gejat van de wiskundige Archimedes (ja, die van ‘Eureka!’). In zijn boek De Zandrekenaar doet die een verdienstelijke poging om te berekenen hoeveel zandkorrels er nodig zouden zijn om het hele heelal te vullen, daarbij ernstig gehinderd door het inadequate getalsysteem van het klassieke Grieks, dat geen goede woorden had voor getallen boven tienduizend (‘een myriade’). Een Griek die zich om de overheidsfinanciën bekommerde en daarbij het getal honderd miljoen nodig had, kon zich nog behelpen met ‘een myriade myriaden’, maar als een astronoom of een wiskundige het over ‘een myriade myriaden myriaden’ of nog meer moest hebben, werd het algauw verwarrend.
Het probleem met de Nederlandse telwoorden ligt niet bij de grote getallen, maar bij onschuldig kleine exemplaren, zoals 97 of ‘zevenennegentig’, en het hemeltergende feit dat we daarbij eerst de ‘zeven’ zeggen en daarna pas de ‘negen’. Wie zich daarmee nog nooit vergist heeft, mag nu zijn hand opsteken.
In het Engels is dat veel eenvoudiger, daar is het (letterlijk vertaald) ‘negentigzeven’.
Toegegeven, het kan nog erger dan het Nederlands. De Fransen zeggen voor 97 zowaar ‘vier-twintig-tien-zeven’ (merk op dat in die rammelende constructie de vier en de twintig met elkaar vermenigvuldigd moeten worden, terwijl de tien en de zeven bij elkaar dienen te worden opgeteld.) Franstalige Belgen doen het overigens logischer: in Wallonië zegt men septante (70) en nonante (90).
Onderzoekers van de Britse Loughborough University hebben kinderen met verschillende moedertalen proeven laten doen om naar hun rekenvaardigheid en inzicht in getallen te peilen. De Nederlandstalige kinderen deden het daarbij merkelijk minder goed dan de Engelstalige. En opvallend: de achterstand deed zich alléén voor in opgaven waarin getallen met twee cijfers (zoals 97) voorkwamen.
Helaas komen die getallen in de praktijk zeer veel voor.
Daarom deze oproep: laten we onze telwoorden minstens even logisch maken als de Engelse.
Veranderen kàn. Het Engels had lang geleden ook onze ‘omgekeerde’ volgorde, om nog maar te zwijgen over Frans-achtige onzin als ‘four score’ voor tachtig.
Denkend aan de weerstand die zelfs een minimale herziening van de spelling al oproept, is een rationalisatie van de telwoorden natuurlijk niet meer dan een dagdroom; geen schijn van kans dat het er ooit van komt. Maar toch. Laten we 97 in het vervolg negentigzeven noemen en 23 ‘twintigdrie’, en verban ‘zevenennegentig’ en ‘drieëntwintig’ naar de lessen over de geschiedenis van het Nederlands.
Deze column is op 14 december 2019 verschenen in De Tijd. De opmerking over Wallonië is toegevoegd op 10 januari 2020.
Beste Steven
Onze dochter Anna heeft met veel belangstelling je artikel “Pleidooi voor een taal waar je op kunt rekenen” gelezen.
Zij heeft er zelf veel last van 1) door haar dyscalculie en 2) omdat ze opgegroeid is in het frans.
Maar toch vraagt ze dat je een kleine correctie toevoegt aan je artikel. Enkel in Frankrijk spreken ze van quatre-vingt dix, in Wallonië spreken ze van nonante en septante. Wat het toch gemakkelijker maakt om te rekenen dan in Frankrijk.
Vele Groeten van Karen Derwael en Bruno Van de Casteele
We lezen allebei je zandrekenaar.
Je hebt Volkomen gelijk!